Met een nieuwe bondscoach aan het roer begint Oranje Futsal zondag aan de kwalificatie voor het WK 2024. Miguel Andrés Moreno brengt nieuw elan én een flinke dosis internationale ervaring naar Nederland. “Iedereen heeft de wil om het futsal naar een nog hoger niveau te tillen. Bovendien is hier ontzettend veel individueel talent. Meer dan in andere landen.”
OnsOranje
Bron:Met de 45-jarige Spanjaard heeft Oranje Futsal een bondscoach in huis gehaald die jarenlang in de internationale top van het clubvoetbal heeft gewerkt. Andrés begon op jonge leeftijd als fysiek trainer en ontwikkelde zich later tot assistent-trainer. In die hoedanigheid won hij met de Spaanse topteams Inter Movistar, Playas de Castellón FS en FC Barcelona liefst vijf maal de UEFA Champions League. “Heel mooi, maar dat is geweest. De medailles liggen ergens in een schoenendoos. Qua futsalniveau stap ik nu wat terug. Daar heb ik geen problemen mee, want ik zit nu in een levensfase waarin ik het enorm uitdagend vind om het futsal in andere landen te helpen verder te ontwikkelen. En in Nederland heb ik het altijd naar mijn zin gehad.”
Bevlogenheid en enthousiasme
Andrés is na zeven jaar weer terug in ons land. Onder bondscoach Marcel Loosveld fungeerde hij van 2013 tot 2015 als assistent van Oranje, een functie die hij één seizoen combineerde met de coaching van topclub FC Eindhoven. Deze zomer keerde de man uit Toledo terug in Zeist en zag twee belangrijke veranderingen bij Oranje Futsal.
Ten eerste de bevlogenheid rond het team. “Iedereen heeft de wil om het futsal in Nederland naar een nog hoger niveau te tillen. Het EK in eigen land heeft de ogen geopend. De wedstrijden waren uitverkocht – helaas gooiden de coronarestricties in de eerste fase roet in het eten – en werden op tv goed bekeken. Futsal heeft veel potentie in dit land, alleen stond de ontwikkeling de afgelopen jaren een beetje stil. Daardoor zijn andere landen ons voorbij gestreefd. Als je verbetering wilt, dan zul je dus iets anders moeten doen.”
Daarnaast is Andrés onder de indruk van de faciliteiten op de KNVB Campus waar de ploeg zich deze week voorbereidde op de start van de WK-kwalificatie. “Absoluut top. Alles is geconcentreerd op één locatie en voldoet aan de internationale standaard. De nieuwe hal met houten vloer, het hotel, het eten, het medisch centrum. Hier kunnen we echt aan de slag.”
Kosovo eerste tegenstander
Te beginnen deze zondag als Oranje Futsal de kwalificatiereeks voor het WK 2024 opent met de thuiswedstrijd in Rotterdam tegen Kosovo. De route naar de eindronde is lang, dus winst in deze eerste partij is broodnodig. Maar niet eenvoudig, waarschuwt Andrés. Met Kosovo heeft Oranje een van de sterkste landen uit pot 3 geloot. Topland Oekraïne completeert de groep in deze Main Round. Andrés richtte zich in de eerste trainingsweek vooral op de organisatie in de ploeg. “We hebben weinig tijd om ons klaar te stomen en focussen ons op een paar zaken. Ik zie elke dag progressie. Het team is leergierig en pakt het goed op. Hopelijk leidt dat zondag tot een goed resultaat.”
Natuurlijk mikt de nieuwe bondscoach op een WK-ticket voor Oranje Futsal, maar hij is wel realistisch. Er is plek voor zeven Europese landen op het WK. Nederland staat momenteel 19e op de UEFA-ranking en kwalificeerde zich in 2000 voor het laatst voor een WK-eindronde. “Het is voor Nederland geen vanzelfsprekendheid om op de grote toernooien te spelen. We moeten hard werken en beter willen worden, dan krijg je uiteindelijk wat je verdient. We zijn geen Spanje dat zich altijd moet kwalificeren. Mijn taak voor nu is het team competitief maken en een eigen identiteit creëren.”
Samenwerking met clubs
Het is daarom niet voor niets dat Andrés een vierjarig contract heeft getekend. Het gat met de toplanden is niet in één nacht gedicht. “In Spanje trainen ze 7 à 8 keer en krijgen ze elke week een zware wedstrijd voor de kiezen. In Nederland moeten we het doen met hooguit twee trainingen per week. Niet om te klagen, maar dat is de realiteit. Onze internationals zijn geen prof, omdat de structuur daarvoor ontbreekt en de clubs dat nog niet kunnen bieden. We zullen met z’n allen de sport en de competitie aantrekkelijker moeten maken voor sponsors en tv.”
Als bondscoach zoekt hij daarom heel bewust de samenwerking met de clubs. Om te beginnen in zijn eigen staf waarin clubcoaches Zaid el Morabiti (ASV Lebo) en Sander van Dijk (Hovocubo) als assistent-trainers zijn opgenomen. Een strategische keuze, aldus Andrés. “De makkelijkste weg voor mij zou zijn om een bekende assistent te nemen. Maar we moeten juist groter denken. Wat is het beste voor het land? Ik heb zelf de mogelijkheid gehad om op het hoogste niveau met verschillende grote coaches te werken en van iedereen te leren. Nederlandse trainers krijgen die kans niet. Daarom heb ik de KNVB gevraagd om clubcoaches bij Oranje te betrekken. Zaid en Sander ervaren nu de intensiteit en structuur van onze trainingen en nemen die ervaring weer mee naar hun clubs. Datzelfde geldt voor de spelers. Dat is één manier om samen, met elkaar, de structuur en het niveau in Nederland te verbeteren en meer van elkaar te eisen.”
Veel talent
De voornaamste motivatie voor Andrés om de uitdaging met Oranje aan te gaan is tweeledig. Ten eerste kan hij zich vinden in de visie en ambitie van de KNVB om het futsal op een hoger niveau te brengen. “We willen de nationale teams heel bewust en solide opbouwen, ook voor de toekomst. In samenwerking met de clubs en de competitie. In principe heeft dit land alles. De bond is goed georganiseerd, er is altijd talent en in dit kleine land kun je logistiek zaken goed regelen.”
En de tweede reden? “De spelers. Met hen heb ik altijd een goede band gehad.” De huidige selectie voor het duel met Kosovo telt zes spelers met wie Andrés in het verleden bij Oranje en FC Eindhoven ook al werkte: Said Bouzambou, Jordy Martinus, Manuel Kuijk, Mohamed Attaibi, Lahcen Bouyouzan en Mats Velseboer. “Vergis je niet, er is echt heel veel individueel talent in Nederland. Meer dan in andere landen. Dat is een kwestie van cultuur. Veel kinderen voetballen hier nog op straat en dat maakt ze zo speciaal. In België en Frankrijk zie je dat ook, net als in Brazilië en Colombia. In Spanje al veel minder helaas. Het is nu zaak om deze spelers te laten zien wat het profleven inhoudt en hoe je dat individuele talent moet inzetten in teamverband. Nederlanders denken bijvoorbeeld graag vanuit balbezit. Terwijl goed verdedigen en snel de bal veroveren juist een manier is om makkelijk te scoren.”
Average Rating